Wist u dat een dwangsom kan gemilderd worden bij de onmogelijkheid voor de veroordeelde om aan de hoofdveroordeling te voldoen?
De rechter die de dwangsom heeft opgelegd beschikt over dergelijke mogelijkheid op grond van 1385 quinquies Ger. W.
Een loutere verslechtering van de situatie van de veroordeelde, of het loutere feit dat de te leveren prestatie moeilijker geworden is dan ten tijde van het opleggen van de dwangsom, volstaat niet om van een “onmogelijkheid” te spreken.
De vraag of er in een bepaald geval sprake is van onmogelijkheid is een feitenkwestie. De onmogelijkheid kan in verschillende vormen voorkomen. Er kan sprake zijn van een materiële onmogelijkheid, een juridische onmogelijkheid of uitzonderlijk zelfs een morele onmogelijkheid:
- men wordt veroordeeld om een bouwwerk aan te passen, maar deze aanpassing vereist het verkrijgen van een vergunning van de overheid. De weigering tot aflevering van deze vergunning levert een onmogelijkheid op om aan de hoofdveroordeling te volden (juridische onmogelijkheid);
- men wordt veroordeeld tot afgifte van documenten, terwijl men niet beschikt over dergelijke documenten (materiële onmogelijkheid);
- men wordt veroordeeld om loyaal mee te werken aan de uitoefening van het omgangsrecht van de andere ouder met een gemeenschappelijk kind en er wordt ontdekt dat de vader gedurende de periode dat hij zijn omgangrecht uitoefent het kind mishandelt (morele onmogelijkheid).
Heeft u een vraag? Maak een afspraak op 050 33 66 03.