Vaak volstaat het wettelijk pensioen niet ter betaling van de verblijfskosten van een woonzorgcentrum waardoor de vraag naar financieringsmogelijkheden zich soms stelt wanneer er onvoldoende spaarvermogen is.
De oudere kan tussenkomst van het OCMW vragen, maar alvorens dit verzoek wordt ingewilligd, voert het OCMW een uitgebreid financieel onderzoek door om de eigen middelen van de oudere in kaart te brengen. Zo wordt onderzoek gedaan naar de onroerende goederen, de spaargelden, maar ook de gedane schenkingen gedurende de laatste tien jaar. Dit laatste om zich ervan te verzekeren dat solidariteit toekomt aan degenen die het daadwerkelijk nodig hebben, niet aan zij die zich (al dan niet doelbewust) onvermogend maakten in het kader van successieplanning, maar ook omdat de begiftigde een plicht tot levensonderhoud tegenover de schenker heeft.
Indien uit het financieel onderzoek blijkt dat tussenkomst van het OCMW verantwoord is, bestaat de mogelijkheid dat het OCMW haar bijdrage terugvordert bij de onderhoudsplichtige kinderen. Of u als kind daadwerkelijk dient in te staan voor de betaling van de woonzorgfacturen is afhankelijk van verschillende factoren. Enerzijds speelt de voormalige woonplaats van de oudere hierbij een rol. Sommige gemeenten zien namelijk af van de toepassing van de onderhoudsplicht in deze context, waardoor men als kind niet zal worden verplicht bij te dragen in de kosten van het woonzorgcentrum. Waren uw ouders echter woonachtig in een gemeente waar de onderhoudsplicht wel geldt, dan kan ook ten aanzien van de kinderen een financieel onderzoek worden doorgevoerd. Anderzijds speelt uiteraard ook het jaarlijks netto belastbaar inkomen van de kinderen een rol. In ieder geval blijft ieders bijdrage beperkt tot zijn kindsdeel. Het kindsdeel bestaat uit het bedrag van het tekort gedeeld door het aantal levende kinderen. Ook hierbij wordt rekening gehouden met het effectieve inkomen van elk kind, gezien men werkt met een systeem van maximumbijdrages naargelang inkomensschijf.
Het is voorts ook mogelijk dat het woonzorgcentrum een borgstelling aan de kinderen vraagt. Op die manier kan de instantie zich rechtstreeks richten tot de ondertekenaars. Belangrijk hierbij is echter dat de kinderen niet verplicht kunnen worden tot ondertekening van dergelijke borgstelling. Indien het centrum een borgstelling vereist, kan het zich nog steeds wenden tot het OCMW.
De kwestie of de onderhoudsplicht van de kinderen reikt tot het instaan voor de betaling van het woonzorgcentrum, doet veel stof opwaaien. Familiale solidariteit is namelijk niet binnen elke familie even vanzelfsprekend. Een slechte relatie tussen ouder en kind, verkwisting door de begunstigde of de gezondheidstoestand van de onderhoudsplichtige zijn o.a. elementen die een individuele uitzondering door het OCMW kunnen rechtvaardigen. Het gegeven dat er geen conforme regeling geldt voor alle gemeentes is ook een pijnpunt. Dit roept bij velen gevoelens op van willekeur, wat zich uit in diverse wetsvoorstellen. Tot op heden bleef het echter bij wetsvoorstellen, wat maakt dat de discussie voortwoedt en deze onderhoudsplicht een gevoelige kwestie blijft.
Heeft u een vraag? Maak een afspraak op 050/33.66.03. Of leer ons beter kennen op www.bpb-advocaten.be. Wij staan altijd klaar om uw zaak te bespreken en te verdedigen.